Plafondschildering in Assen geopend

Plafondschildering in Assen geopend

Historiestuk
Wat boven je hoofd te zien is, is geen religieuze schildering, maar zoals het in de kunstgeschiedenis heet: een ‘historiestuk.’ Immers, er is een belangrijk verschil tussen geloof en geschiedenis. Geloof speelt een grote rol in de geschiedenis, maar omgekeerd ligt dat heel anders. Geschiedenis wordt aangepast aan het geloof. Zo zul je in rooms-katholieke kerken veel afbeeldingen aantreffen van martelpraktijken. Om te beginnen de vreselijke kruisdood, maar ook martelaren die op allerlei gruwelijke manieren zijn omgebracht. Maar van de eigen praktijken jegens andersdenkenden, het ombrengen van moren en joden, het martelen van ketters, en het verbranden van heksen, is weinig te zien. Dat valt onder geschiedenis.

Reformatie
De geschiedenis van de doopsgezinden, wederdopers, anabaptisten, mennonieten – hoe je ze ook maar noemen wilt – valt samen met het allereerste begin van de Reformatie, vroeg in de zestiende eeuw. De Reformatie had niet alleen een religieuze, maar ook een sociaal-politieke achtergrond.

Armoede
Rond 1500 leefde driekwart van de Europese bevolking in bittere armoede. Slechts een kwart kon redelijk rondkomen, een klein percentage was steenrijk en had alle macht in handen. Maatschappelijke ongelijkheid en onvrede over de corruptie van de kerk gaf een voedingsbodem aan de Reformatie. In 1517 brak Luther met de katholieke kerk, gevolgd door de Zwitsers Zwingli in 1523 en Calvijn in 1535.

Wederdoop
De wederdoop werd aanvankelijk gepreekt door Zwingli in Zürich. Hij meende dat niet onnozele baby’s, maar volwassenen de keus voor het geloof moesten maken. Maar omdat de stadsraad van Zürich zich daartegen keerde, herzag hij zijn standpunt. Zo niet zijn leerlingen Grebel, Blaurock en Manz, de stichters van de eerste doperse gemeente in 1525 in Zwitserland. Zij werden prompt bestreden door niet alleen de katholieken, maar ook door Zwingli, Luther en Calvijn – en vooral door de overheid die Manz veroordeelde tot de verdrinkingsdood, zijnde een ‘variant’ op de wederdoop.

Vervolging
De beweging ontvluchtte Zwitserland en stichtte gemeenten, overal in Europa, zoals in Straatsburg en Amsterdam. In Amsterdam vond ze navolging. Sommigen demonstreerden naakt en bestormden het stadhuis, waarbij veel slachtoffers vielen. Ook de burgemeester kwam om. Door de toenmalige autoriteiten werden de dopersen gezien als een revolutionaire beweging met veel aanhang onder de bezitloze bevolking. De toenmalige doopsgezinden verwierpen al het persoonlijk eigendom; ieder bezit behoorde toe aan de gemeenschap. In bijvoorbeeld Moravië, in het huidige Tsjechië, vormden zich communes die generaties lang zo wisten voort te bestaan. Dit was de ‘linkse’ stroming binnen de Reformatie. Waar Zwingli, Luther en Calvijn de kant van de machthebbers kozen, keerden zij zich met een revolutionaire ideologie daartegen, en kwamen op voor het verdrukte en verpauperde volk.

Münster
Hun belangrijkste resultaat was de machtsovername in Münster in 1533 onder leiding van Jan Matthijs, een Nederlander. De stad werd uitgeroepen tot het Nieuwe Jeruzalem en diende als uitvalsbasis voor de stichting van een nieuw idealistisch wereldrijk, het Duizendjarig Rijk. Dit was echter niet naar de zin van de bisschop van Münster die de stad belegerde. Matthijs sneuvelde en werd opgevolgd door een andere Nederlander, Jan van Leiden. Die maakte er een potje van. De doopsgezinden hadden polygamie ingevoerd, ook omdat er in Münster drie keer zoveel vrouwen als mannen woonden. Zo had Jan van Leiden 16 echtgenotes. Bovendien voerde hij een schrikbewind, totdat de stad in 1535 uiteindelijk werd veroverd door de rooms-katholieke bisschop. Jan van Leiden en zijn naaste medewerkers werden ter dood gefolterd. Hun lijken werden in ijzeren kooien aan de kerktoren gehangen. Die kooien hangen er nog steeds, maar zonder de botten. Het tafereel van het brandend Münster is naast het balkon boven de entree geschilderd.

Menno Simons
Na de ondergang van de gewelddadig revolutionaire beweging richtte de doopsgezinde beweging zich voortaan op het pacifisme. Dit mede onder leiding van een bekeerde priester uit Witmarsum: Minne Simens, in het Nederlands Menno Simons. De doopsgezinden werden inmiddels alom vervolgd, bij voorkeur levend verbrand en soms met de mond vol buskruit in het vuur geworpen. 89% van alle protestanten die in Antwerpen als ketters werden terechtgesteld, was doopsgezind. Menno Simons leidde daarom een wat zwervend bestaan door Nederland en Duitsland. Hoewel hij niets dan vrede en verdraagzaamheid predikte, werd hij door de machthebbers als een gevaarlijke bedreiging gezien. Hij was immers een woordvoerder van het onderdrukte volk.

Tolerantie staat trouwens altijd op gespannen voet met religie. Zo werd in diezelfde tijd de hervormer Servet door toedoen van Calvijn levend verbrand, wegens enig verschil van inzicht rond de Drie-eenheid en het zondeloos worden door geloof. Hoe het ook zij, de doopsgezinde beweging viel in vele stromingen uit elkaar, variërend van de conservatieve Amish in de Verenigde Staten tot de vrijzinnige volgelingen van Menno Simons, de mennonieten. Menno Simons is in de plafondschildering recht boven het preekgestoelte afgebeeld, staande op een pamflet en met de rug naar Rome gekeerd (1536). In de zijkant is een afbeelding van het kerkje in het Friese Witmarsum te zien, waar Menno zijn prediking begon. Witmarsum is nog steeds een bedevaartsoord voor binnen- en buitenlandse menisten.

Verlichting
Het centrale deel van de schildering verbeeldt het perspectief van de Verlichting binnen de doopsgezinde gemeente. Vrijzinnig, verdraagzaam, vredelievend en zo hemelwaarts opstijgend, met als devies ‘geloof, hoop en liefde’. Een van die ‘hoogvliegers’ is de eerste vrouwelijke predikant van Nederland, uiteraard een doopsgezinde: Anna Zernike, de zus van de Nobelprijswinnaar Frits Zernike en vooral bekend als de echtgenote van schilder Jan Mankes. Maar ook elders zijn veel verwijzingen te zien. Zo is aan de zijkant een citaat te lezen van het dubbelportret van de mennonieten-predikant Cornelis Claesz Anslo met zijn vrouw, dit naar een schilderij door Rembrandt in 1641. Ook zijn prominente doopsgezinde auteurs als Joost van den Vondel en Aagje Deken verwerkt. Er vliegen zeven (het bijbelse getal van de volmaaktheid) duiven rond. Voor de een is de duif een symbool van vrede, voor de ander van de Heilige Geest, voor een derde van allebei tegelijk. Ze vliegen vanuit de hand van Simons en vanaf de andere kant, vanuit de hel van Münster richting het centrale deel: de Verlichting. Er vliegt ook een uil rond – ‘moge de wijsheid de doopsgezinde geest blijven vergezellen’. Deze stroming vertegenwoordigt nog altijd de verdraagzame en sociaal bewogen linkervleugel van het protestantisme.

Idee
De plafondschildering was een idee van kunstenaar Jan van Loon, beheerder van Museum Jan van Loon, gevestigd in de voormalige vermaning (kerkgebouw) van de doopsgezinden. Hij organiseert er sinds 2019 exposities en woont er ook.

Studieopdracht
De schildering (ca. 25 x 10 m.) is grotendeels vervaardigd als studieopdracht door masterstudenten van de Klassieke Academie in Groningen, onder de bezielende leiding van hun docent Muurschilderen Randolph Algera. De studenten hadden zich eerst ingelezen in het onderwerp en andere muurschilderingen bestudeerd, om van daaruit een ontwerp te maken. Om van ontwerp tot uitvoering te komen zijn de ontwerpen besproken en verbeterd voordat het uiteindelijke ontwerp aan de opdrachtgever is voorgelegd. Het verschil met een ‘gewoon’ schilderij zit hem, wat kunstenaar en restaurator Algera betreft, vooral in het formaat. Het contrast moet soms veel groter zijn dan bij een schilderij van normaal formaat, zeker als je in de hoogte werkt. Twee delen waren al klaar en ook het centrale, laatste deel is nu afgerond. De plafondschildering is een bijzonder ontwerp, een optische illusie. Algera bedacht het zó dat het lijkt alsof de ramen in de muur doorlopen in het plafond, waardoor de indruk ontstaat van een hemelse verdieping, een ‘make-believe’.

Resultaat
De drie kernthema’s zijn in Groningen door masterstudenten van 2021 tot 2024 op doek geschilderd. Door de pandemie liep het project vertraging op. Het is zeker bijzonder te noemen dat zoveel verschillende kunstenaars en studenten samenwerken en er toch zo’n buitengewoon geheel van maken. Dat onthult een virtuoze ‘creative director’: Randolph Algera. De doeken zijn nu alle op het plafond aangebracht en de omgeving is aansluitend bijgeschilderd door een team van kunstenaars en mensen zonder hoogtevrees…

In alfabetische volgorde hier een opsomming van de mensen die aan de voltooiing deelnamen: Randolph Algera, Arnoud Algera, Maarten Dalstra, Ferenc Erdok, Hans Hage, Klaas Koops, Fleur Krist, Jan van Loon, Rein Pol, Jesamine Totañes en Gabriëlle Westra. En natuurlijk de vele verschillende masterstudenten die aan het project deelnamen.

Tekst: Tom Hageman en Griet Westra
Foto: Maarten Dalstra