‘Niet alles is volmaakt, dat maakt mensen mild.’ Zorg bij beginnende dementie, gemeenten die samenwerken, een veilige basis en een...
‘Het is zo fijn dat het hier niet volmaakt is.’ Janna Postma fluistert, terwijl we bij de koffieautomaat staan in de nogal drukke en chaotische eetzaal van woonzorgcentrum Oldeslo in Den Haag. ‘Het is wat rommelig soms, maar daar worden mensen mild van. Als je fouten mag maken is dat goed voor een mens.’
Janna is emeritus predikant en in de eerste fase van dementie. ‘Ik heb hier vroeger gewerkt, hè. Wist je dat? Ik weet het nog, natuurlijk. Ze woont nu een jaar in het van oudsher doopsgezinde woonzorgcentrum in Den Haag. Alleen, ‘in een studentenkamer’, zoals ze het zelf omschrijft. ‘Ik woonde hier vlakbij met mijn man in een groot huis. Mooi huis, maar veel te groot voor ons.’ We zijn inmiddels in haar kamer aan het einde van een gang beland. ‘Ze hebben me de achterste gegeven, ze dachten vast dat ze last van me kregen. Ik ruim even de was op. Jij bent groot, dus jij moet in de lage stoel. De was kan niet op het balkon, want dan krijg ik op mijn kop van de verzorging. Ik heb me netjes aangekleed, want ik wist dat jij zou komen. Dat hoefden ze me vanmorgen niet nog eens te vertellen.’ Ze kijkt me lachend aan.
Communicatie
Inmiddels is Janna’s dochter Margit binnengekomen. Zij heeft het grootste deel van de zorg op zich genomen. Margit is Janna’s jongste dochter en het enige kind van Janna en haar huidige man Wim. ‘Ik ben vooral een brug tussen de zorgverleners en mijn moeder, en het eerste aanspreekpunt. Alles aangaande de zorg overleggen ze met mij. En ik ben ook een brug tussen mijn ouders. Die blonken al nooit uit in communicatie, maar nu is het nog lastiger. Daarom is het heel goed dat Janna nu hier is. Ze wordt hier heel goed opgevangen, en het feit dat ze de plek kent van vroeger is heel prettig.’
ik wist dat je zou komen
‘Margit is niet zo geleerd als de anderen, maar ze kan heel goed communiceren. Dat is fantastisch.’ Margit glimlacht elke keer als Janna het gesprek overneemt. Janna wil veel vertellen, over vroeger, haar jeugd.
‘Ik ben niet bang voor de dood. Ik ben banger voor ziekte. Mijn vader werd ook dement en dat was heel lang niet meer leuk. De kwaliteit van leven was totaal verdwenen. Dat was heel moeilijk voor mijn moeder. Ik heb om die reden alles geregeld. Hoe heet dat ook alweer…?’ ‘Een wilsverklaring’, valt Margit haar bij. ‘Mijn moeder heeft altijd aangegeven dat ze niet zover heen wil raken als haar vader. Daarom hebben we heel duidelijk opgesteld wat we gaan doen en op welk moment, zodat we de kwaliteit van leven zo lang mogelijk kunnen behouden.’
Geheugen
‘Ik beet die zuster in haar bil…’, valt Janna in, ‘…daarom ben ik niet bang voor de dood. Toen ik heel klein was en in Zuid-Amerika woonde, ben ik een paar keer met een ernstige ziekte in het ziekenhuis terechtgekomen. Daar heb ik gemerkt hoe snel de dood kan komen. Daardoor heb ik toch al het gevoel dat ik extra tijd heb gekregen. Er was één zuster die ik haatte. Dus toen die zich even over mij heen boog, beet ik haar. Ik weet het nog precies.’
er was één zuster die ik haatte
Margit: ‘Ze weet nog veel dingen van voor tien jaar geleden, maar daarna is het soms lastig. Ik merk dat en ik merk ook dat Janna weet dat het zo is. ‘Ja, merk je dat?’ Janna luistert aandachtig naar haar dochter. ‘Ja, ik merk het. Weet je bijvoorbeeld dat ik ook in Oldeslo gewerkt heb, toen ik jonger was? Voor mij is het heel anders. Ik wist van jongs af aan dat ik best een oude moeder had (Janna was 43 toen Margit geboren werd), en dat er een moment zou komen dat ze er niet meer zou zijn. En dat dat moment eerder zou komen dan bij leeftijdsgenoten. Ik kende ook de geschiedenis van dementie in de familie. Maar dat ik een kleine vijftien jaar nadat ik het ouderlijk huis had verlaten voor haar zou moeten gaan zorgen, is lastig. De gesprekken veranderen ook. Ik merk nu een soort onrust en een gevoel van haast. En besef dat ik alles wat ik wil vragen, ook over vroeger, nú moet vragen, want zometeen weet ze het niet meer of is ze er niet meer.’
Voor elkaar
Janna: ‘Ik snap dat ook, en ik vind het heel knap en fijn. Ik heb het geluk dat ik voor mijn werk heel veel mensen in deze situatie heb meegemaakt en daardoor beter begrijp hoe de ziekte verloopt. Het heeft geen zin om boos te zijn of verdrietig dat dit mij overkomt. Ik probeer er gewoon nog wat van te maken. Ik ga naar theatervoorstellingen met mijn man. En ga daar soms logeren, toch?’ Margit: ‘Ja, als we dat goed regelen, kan dat. Ik ben nu zelf moeder en het is prachtig om te zien hoe mijn moeder met Sterre (2 jaar) omgaat. Dat is anders dan hoe ze met de kinderen van mijn oudere (half)zussen omging toen die peuters waren. Bijna alsof mijn moeder zich in haar huidige staat makkelijker kan inleven in Sterre. Ze zingen samen liedjes en scharrelen wat achter elkaar aan. Het is heel mooi om te zien hoe we op zo allemaal op een bepaalde manier voor elkaar zorgen.’
ze zingen samen liedjes en scharrelen wat achter elkaar aan
‘Ik heb mijn hele geschiedenis opgeschreven in een boek. Wist je dat? Hier, ik pak het even. Misschien moet ik weer eens gaan schrijven. Ik heb toch zo’n ding. Waar is het.’ Janna scharrelt wat door haar kamer en trekt een paar laden open. Ze vindt een laptop. ‘Hier, ik ga er zo gelijk aan beginnen.’ Ze geeft de laptop aan Margit. ‘Ik zal er zo even naar kijken, komt goed.’ Janna: ‘Het is fijn dat ik hier privacy heb. Ze laten je vrij om te gaan en staan waar je wil.’ ‘Maar toen je hier net woonde werd ik gebeld door de verzorging, omdat je was weggelopen.’ ‘Ja, ik wist toen nog niet dat je je moet afmelden als je weggaat, stom van me. Maar het is fijn dat het hier niet zo volmaakt is. Dat maakt de mensen mild.’
Dit artikel verscheen eerder in Doopsgezind NL van december 2022.
Tekst: Kalle Brüsewitz
Beeld: Jasper Pondman
‘Niet alles is volmaakt, dat maakt mensen mild.’ Zorg bij beginnende dementie, gemeenten die samenwerken, een veilige basis en een...