'Als je gedrag wil veranderen is het te simpel om te vertrouwen op de wilskracht van een individu'. Hoogleraar Naomi Ellemers over sociale veiligheid, een hapje hoop, regenboogtheologie en een behouden aankomst. Mondig als veilige haven.
‘Bereid je als groep voor op een reis door gevaarlijk berggebied.’ Naomi Ellemers (1963) is distinguished professor en hoogleraar op het gebied van de sociale psychologie van organisaties, aan de Universiteit Utrecht. De afgelopen jaren was ze onder meer voorzitter van een commissie die onderzoek deed naar sociale veiligheid in de wetenschap. Ook was ze lid van verschillende andere commissies op het gebied van sociale veiligheid.
Sociale veiligheid in groepen is een heel precair onderwerp. Hoe komt het dat dat zo gevoelig ligt, denkt u?
‘De afgelopen jaren heb ik hierover met heel veel mensen gesproken: klagers, beklaagden, leidinggevenden, omstanders, vertrouwenspersonen en hulpverleners. Een aantal observaties komt keer op keer terug. Ten eerste hopen mensen – misschien zelfs tegen beter weten in – dat het voldoende is om duidelijke afspraken te maken. Een meldpunt en een vertrouwenspersoon, dan kan er niks meer fout gaan denken ze. Als het toch fout gaat wordt vaak gehoopt dat het niet waar is. We zien dan dat mensen teleurgesteld zijn of zich een beetje schamen dat zoiets in hun omgeving kan gebeuren, ook al hebben ze er zelf geen rol in gespeeld. Dat maakt het gemakkelijker om weg te kijken, een andere verklaring te zoeken, of het gedrag goed te praten.
Dat er geen meldingen zijn betekent niet dat alles in orde is
‘Ten tweede vertellen veel mensen dat ze in het verleden hebben gemerkt dat melden niet zoveel zin heeft. Omdat er niet zoveel met de melding is gebeurd, of omdat het soms gemakkelijker is om het slachtoffer de schuld te geven – waarom heb je niet eerder iets gezegd? – of te wachten totdat het probleem zichzelf oplost, bijvoorbeeld doordat de betrokkene met pensioen gaat of het slachtoffer vertrekt. Ten derde vertellen mensen die iets aan een misstand willen doen ons vaak dat ze zich heel eenzaam voelen. Vanwege de vertrouwelijkheid is er grote aarzeling om elkaar om raad te vragen, en vaak weten mensen ook niet hoe eerdere meldingen zijn afgehandeld. Daardoor zijn ze meestal niet goed voorbereid en weten ze niet waar ze terecht kunnen voor advies of hoe ze het moeten aanpakken. Al die overwegingen zorgen ervoor dat de drempel om een misstand te melden best hoog is, en dat meldingen of informele signalen lang niet altijd goed worden opgepakt. Maar dat er geen meldingen zijn betekent niet dat alles in orde is.’
U heeft het vooral over de psychologie van de groep. Waarom is de groep zo belangrijk?
‘Als je gedrag wilt veranderen is het te simpel om alleen te vertrouwen op het persoonlijke oordeel of de wilskracht van afzonderlijke personen. Er is een grijs gebied waarin je met elkaar moet afwegen wat wel of niet acceptabel is. Als de veranderde tijdgeest ervoor zorgt dat mensen vraag-tekens zetten bij een bepaalde manier van werken, of bij omgangsvormen die jarenlang gebruikelijk waren, is niet iedereen van de ene dag op de andere ervan overtuigd dat dat belangrijk is. En zelfs als mensen er wel van overtuigd zijn dat het anders moet, kunnen ze in oude gewoonten ver-vallen. Je hebt elkaar dus nodig om samen opnieuw de ‘ongeschreven regels’ onder de loep te nemen en te besluiten of die nog wel van deze tijd zijn. Je hebt elkaar ook nodig om je aan goede voornemens te houden, elkaar te waarschuwen als iemand dreigt de fout in te gaan, of om te bedenken hoe je gezamenlijk gemakkelijker tot het gewenste gedrag kunt komen. Vanuit psychologisch perspectief is het te eenzijdig om alleen te kijken naar wat er verkeerd gaat en mensen te bestraffen. Je wilt elkaar ook helpen om ‘het goede’ te doen.’
Hoe vindt u dat er met het thema veiligheid omgegaan zou moeten worden in groepen? En is er verschil tussen bedrijven en gemeenschappen als een kerkgenootschap?
‘Er zijn veel overeenkomsten tussen een kerkgenootschap en een bedrijf, zoals de werking van geschreven en ongeschreven regels en het bestaan van hiërarchie. Maar er zijn ook veel verschillen. Een groot verschil is dat werken in het bedrijfsleven maar over een deel van het menselijk leven gaat, en je ergens anders kunt gaan werken als je het niet naar je zin hebt. Het lidmaatschap van een kerkgenootschap beïnvloedt alle domeinen van het leven en vormt ook je sociale netwerk. Dat maakt de invloed ervan op individuen veel groter, en maakt het veel moeilijker om weg te gaan als je het niet naar je zin hebt. In zekere zin is dat dus een extra risico, omdat het mensen ertoe brengt dingen waar ze het niet mee eens zijn maar te accepteren. In een kerkgenootschap zou je dus nog meer dan op het werk alert moeten zijn op het gevaar van grensoverschrijdend gedrag.’
Hoe kunnen kerkelijke gemeenschappen volgens u het beste omgaan met dit onderwerp?
‘Moeilijke thema’s bespreekbaar maken lukt soms aan de hand van een toneelstuk, film, of boek over het onderwerp. Die zijn er inmiddels volop. Je hoeft dan niemand te beschuldigen, maar je kunt wel samen kijken of lezen en je vervolgens afvragen: zou dit ook bij ons kunnen gebeuren? Wat zouden we dan kunnen doen? Is dit wat wij willen?
‘Vorig jaar heb ik als voorzitter van een commissie van de Koninklijke Nederlandse Academie van Kunsten en Wetenschappen (KNAW) meegeschreven aan een advies over sociale veiligheid in de Nederlandse wetenschap. Dat deden we in de vorm van een reisgids waarin we beeldspraak hebben gebruikt: je kunt sociale veiligheid bevorderen door je als groep voor te bereiden op een tocht door gevaarlijk berggebied. Je weet dan van tevoren dat je samen bepaalde moeilijkheden moet overwinnen. De vraag is hoe je je daarop kunt voorbereiden, en hoe je elkaar kunt helpen veilig op de gewenste bestemming te komen. Veel van de knelpunten die we daar hebben beschreven gelden ook in andere situaties.
‘Verder is het verstandig ervan uit te gaan dat problemen rond sociale veiligheid ook in de eigen gemeenschap spelen, hebben gespeeld, of kunnen gaan spelen. Overal waar mensen zijn gaan dingen mis, niemand is immuun. Dus kun je dat maar beter accepteren, en voorbereid zijn om snel in actie te komen en mensen bij te sturen voordat de zaak escaleert. Net als bij het regelen van brandveiligheid moet je dus van tevoren risico’s in kaart brengen, een plan maken, en ook af en toe ‘oefenen’ wat iedereen moet doen zolang er nog niets aan de hand is. In plaats van te hopen dat een nare situatie zich niet zal voordoen en je overvallen voelen als het toch zo blijkt te zijn.
Mensen die oprecht spijt hebben verdienen een herkansing
‘Tenslotte is het belangrijk gedrag te scheiden van de persoon. Ook al heeft een persoon zich niet goed gedragen, dan nog kan de inzet van een interventie zijn het gedrag te veranderen zonder die persoon meteen buiten te sluiten. De angst voor buitensluiting maakt dat mensen hun fouten moeilijk toegeven en weinig openstaan voor kritiek. Meestal zijn ook slachtoffers of klagers er niet op uit een dader te beschadigen of te straffen. Zij willen vooral dat het onwenselijke gedrag stopt en wordt veroordeeld, zodat zij zich veilig voelen. Mensen die oprecht spijt hebben en hun leven willen beteren verdienen een herkansing. Zo kan de gemeenschap helpen het beste uit iedereen te halen, door ieder de kans te geven fouten te verbeteren.’
Meer informatie en het advies is te vinden op de website van de KNAW. Bekijk ook de website van Naomi Ellemers.
Dit interview verscheen eerder in Mondig 4
Tekst: Kalle Brüsewitz
Beeld: Frantisek Duris
'Als je gedrag wil veranderen is het te simpel om te vertrouwen op de wilskracht van een individu'. Hoogleraar Naomi Ellemers over sociale veiligheid, een hapje hoop, regenboogtheologie en een behouden aankomst. Mondig als veilige haven.