Bij dit artikel zijn gespreksvragen gemaakt
‘Vrede is de weg!’ – daarover zijn de meeste doopsgezinde het wel eens, maar de weg wordt op dit moment geplaveid met bommen. Daar hebben wij geen pasklaar antwoord op. Vrede is namelijk ook een lange weg. Wat er nu gebeurt in Oekraïne is evenzeer de uitkomst van een lange weg – en op de lange weg naar deze uitbarsting hebben we blijkbaar de logica van het geweld niet voldoende weten te stoppen. Is dan, nu het geweld in alle hevigheid en alle lelijkheid uit is gebarsten, opnieuw het enige wat wij als doopsgezinden verkondigen: ‘Vrede is de weg!’?
Natuurlijk moeten we oproepen tot het beëindigen van het wapengeweld. Natuurlijk moeten wij ons inspannen om de slachtoffers van dit geweld op te vangen en te steunen. Natuurlijk moeten wij bidden, ook als voelt dat voor sommige doopsgezinden in Nederland wat ongemakkelijk, maar vanuit Oekraïne wordt ons dat expliciet gevraagd. Als kerk moeten wij niet meegaan in de oorlogsretoriek en in de logica van geweld en afschrikking. Onze opdracht ligt elders. Maar praten wij vanuit onze comfortabele positie niet te gemakkelijk over het afzweren van alle geweld? Of durven wij geen ander geluid te laten horen? Slechts voorzichtig hoor ik mensen op dit moment vragen of je er ook anders over mag denken, bang als men is om het verwijt te krijgen niet goed doopsgezind te zijn, als je bijvoorbeeld zegt dat er militair moet worden ingegrepen in Oekraïne.
Zo sloeg de meester zijn slaaf
Intussen worstel ik er al jaren mee, dat we ons verschuilen achter Bijbelteksten die we klakkeloos naar onze hand zetten. In mijn proefschrift over de interpretatie van de kruisdood van Jezus heb ik de aanname dat Jezus’ bloed reinigt van zonden bekritiseerd, omdat die gebaseerd is op ondeugdelijke exegese. Als ik op die manier naar de overtuigingen kijk die in een andere christelijke kerk centraal staan, dan moet ik ook kritisch durven kijken naar de wijze waarop wij als doopsgezinden onze traditie van geweldloosheid rechtvaardigen. Zo vallen er wel een paar kritische kanttekeningen te plaatsen bij het beroep dat er wordt gedaan op het gebod ‘Gij zult niet doden’ in de Tien Geboden. Dat gebod heeft betrekking op het eigen stamverband – en niet op bloedvergieten in een oorlog.
En willen we echt tegen de Oekraïners zeggen dat ze Poetin de linkerwang moeten toekeren? Het toekeren van de linkerwang was in bijbelse tijden bedoeld om in een ongelijkwaardige relatie iemand die hoger in de hiërarchie stond, te ontregelen. De klap op rechterwang was met de buitenkant van de rechterhand: zo sloeg een ‘meester’ zijn slaaf. Door de linkerwang toe te keren nodigde de slaaf de meester uit hem met de vlakke open hand te slaan en hem daarmee te erkennen als gelijkwaardig. Jezus geeft in de Bergrede een aantal voorbeelden van technieken die de-escalerend kunnen werken, maar ze zijn niet bedoeld om geweld af te wenden wanneer dat geweld iemand in acuut levensgevaar brengt.
Willen we onze positie als vredeskerk bijbels-theologisch onderbouwen, dan moeten we onze argumentatie dus nog eens kritisch tegen het licht houden. En misschien moeten we dan ook erkennen dat er op grond van de Bijbel ook valt te pleiten voor gewapende interventie, hoe veel moeite we daar zelf misschien mee hebben.
Versta mij niet verkeerd! Ik heb diep respect voor de mensen die weigeren de wapens op te nemen en die liever sterven dan dat zij een ander mens het leven benemen. Maar het is niet aan mij – en het is mijns inziens ook niet aan ons – om te zeggen dat de Oekraïners zich niet mogen verdedigen. Ik keur het wapengeweld af, maar net zomin als ik het recht heb een ander het leven te benemen, heb ik het recht een ander te vertellen dat hij zich niet mag verweren.
Helaas blijven we intussen veelal vasthouden aan onze oude idealen en durven we onze vragen en twijfels niet te erkennen. Er valt nog een wereld te winnen met strategieën van geweldloze weerbaarheid, maar de oorlog tegen Poetin wordt er niet mee gewonnen. Dus laten we het gesprek aangaan en niet langer ‘stillen in den lande’ blijven.
Blijf het leven omarmen
Vrede is de weg – en het zal nog een lange weg worden. En ik bid dat ik mij niet laat meezuigen in de logica van het geweld, dat ik de haat niet in mijn hart toelaat, dat ik de ander niet als vijand aan ga merken. Ik bid dat ik de weg naar vrede steeds weer zal zoeken. Ik bid dat ik nooit voor de persoonlijke keuze zal komen te staan of ik mij moet verweren of dat ik de andere wang toe zal keren. Ik bid ook dat wij ons getuigenis als vredeskerk ten volle zullen laten klinken – en dat we met elkaar opnieuw in gesprek zullen gaan over de vraag wat dat allemaal betekent. En dan gaat het ook over eerlijk delen, circulaire economie, onderlinge omgangsvormen, niet meer vliegen binnen Europa, ga zo maar door. Ik bid dat de weg naar vrede een vreedzame weg zal zijn.
Dat de oorlog niettemin snel tot een einde zal komen, dat mogen we uiteraard hopen en we mogen er om bidden, maar in de tussentijd moet wij vooral het leven blijven omarmen en blijven vieren: ons eigen leven en het leven van degenen die hebben moeten vluchten om in leven te blijven. Uiteindelijk is dat het beste antwoord op het geweld en de dood waar we mee worden geconfronteerd: dat we het leven en elkaar liefhebben.
Dit stuk verscheen eerder in ingekorte versie in Trouw van zaterdag 26 maart
Tekst: Fulco van Hulst
Beeld: Maria Lysenko
Bij dit artikel zijn gespreksvragen gemaakt