‘Wij moderne mensen willen het lichamelijke lijden uitbannen, we worden boos, opstandig of depressief wanneer het lichaam het laat afweten’....
Zou het niet eens interessant zijn om te onderzoeken of en hoe taal samenhangt met lichamelijke expressiemogelijkheden? Ik bedoel: worden de betekenissen van onze woorden niet bepaald door lichamelijke bewegingsopties? Voltrekt betekenisgeving zich niet allereerst lichamelijk?
Eén woord kan heel verschillende betekenissen hebben. Als we die zouden kunnen herleiden tot bijbehorende lichaamshoudingen of -bewegingen, zouden we op de drempel staan van een geheel nieuwe taaltheorie. Laten we die meteen maar claimen met de statige naam physicosemantiek. Volgens die theorie is betekenis geven meer dan verwijzen naar bij woorden behorende objecten. Betekenissen zijn effecten van onze lichamelijke houdingen en gedragingen.
Om aan deze physicosemantiek ‘handen en voeten’ (sic!) te geven, stel ik een klein onderzoekje voor. Neem het Latijnse werkwoord orare. Het heeft een dubbele betekenis, die in de Nederlandse begrippen oratie (redevoering) en oratorium (gebed)nog naklinken: zowel ‘spreken’ als ‘smeken’. Om zo wetenschappelijk mogelijk over te komen, noem ik die betekenisvelden orare-1 en orare-2.
Bij orare-1 (spreken) doemt in onze verbeelding meteen een orator op. Zo’n redenaar als Cicero bijvoorbeeld, die gegoten in een standbeeld nog steeds voor het Paleis van Justitie in Rome troont. Terwijl zijn linkerhand een wetsrol omklemt, is over de linkerschouder elegant de redenaarsmantel gedrapeerd. De geopende rechterhand strekt hij uit in de richting van het publiek. Straks zal hij die ongemerkt dichtklappen. Cicero wil zijn gehoor vangen en overtuigen. De betekenis van het orare-1 voltrekt zich in de lichaamsdynamiek: de extroverte redenaar spreekt om mensen in te palmen.
Achter het orare-2 gaat een heel andere lichaamshouding schuil. Die van de smekeling, die óók orator heet. Het lichaam neemt een houding van inkeer en overgave in. De biddende gaat op de knieën, of, in een andere optie die een oudchristelijk fresco in de catacomben laat zien: hij blijft rechtovereind staan, maar heft in tegenstelling tot orator-1 het hoofd omhoog, spreidt beide handen in de lucht en geeft zich over aan God.
Bidden heeft een dubbele betekenis
Onze physicosemantische hypothese lijkt dus heel plausibel. Oreren of smeken, spreekvaardigheid of boetvaardigheid, expressieve en contemplatieve lichamelijkheid: het ene woord orare kent verschillende betekenissen al naar gelang de lichaamshouding die men zich erbij voorstelt.
Maar één test is nog geen bewijs. Ter controle kijken we naar het Nederlandse woord bidden. De etymologie verraadt hier verrassend genoeg een vergelijkbare spanning. In het Oudsaksisch betekent bedian ‘dwingen’ of ‘eisen’; het Middelnederlands kent biddian in de betekenis van ‘verzoeken’ of nodigen’. Bij bidden-1 zie je een Caesar-achtig lichaam oprijzen dat van bovenaf zijn onderdanen beveelt. Bij bidden-2 verschijnt bijvoorbeeld de licht buigende herbergier die de deur opent voor zijn gasten.
Nog een controle, als room op het toetje: het Franse prier (‘bidden’). Prier stamt af van het Latijnse precari. Precari-1 betekent ‘bidden’, ‘smeken’ of ‘verzoeken’; precari-2 betekent ‘verwensen’, ‘toewensen’ of ook ‘toe-eigenen’. In het eerste geval een introverte en innemende, in het tweede een extraverte, uitgaande lichaamsdynamiek. Elke keer één woord met betekenissen die oscilleren tussen verinnerlijking en veruiterlijking, tussen inkeren door zich klein te maken en overtroeven door zich groot te maken.
Volgens de physicosemantiek heeft bidden dus een dubbele betekenis, al naar gelang de lichaamshouding die men zich erbij voorstelt. Ofwel een houding van extraverte retoriek wint het van de mystieke inkeer. Ofwel een introvert-mystieke pose verbloemt de retorische uitbundigheid.
Volgens de evangelist Mattheus (Mt. 6:5-15) was ook Jezus op die physicosemantische spanning bedacht. ‘Wees niet gelijk aan de veinzers die graag op de hoeken der straten staan te bidden, om gezien te worden. Maar ga in uw binnenkamer, en na uw deur gesloten te hebben, bid tot uw Vader, die in het verborgene is.’ Jezus’ boodschap is duidelijk. Een oratorium (gebed) heeft geen omhaal van woorden nodig, zoals de oratio (redevoering). ‘Als gij bidt, zo gebruikt geen ijdel verhaal van woorden, gelijk de heidenen; want zij menen, dat zij door hun veelheid van woorden zullen verhoord worden.’ En hij voegt er ironisch aan toe: ‘Want uw Vader weet, wat gij van node hebt, eer gij Hem bidt.’
Van informatieoverdracht moet de bidder het niet hebben als hij zich tot de Alwetende richt. Van wat dan wel…? Van het lichaam. Ons biddende lichaam plaatst ons in de realiteit van het leven. Leven is pendelen tussen mogelijkheid en noodzaak, mogen en moeten, smeken en bevelen. En het lichaam geeft er die betekenissen aan.
Als vrome joden bij de Klaagmuur in Jeruzalem bidden, prevelen ze uit een boekje woorden die zij allang kennen, tot een God die die woorden ook allang kent. In de woorden schuilt het geheim van het gebed niet. Maar hun lichamen maken er schommelende bewegingen bij. Een beweging in het middengebied tussen overgave en overreding. Tussen inkeer en ophef gehoorzaamt de biddende de ene keer aan de wet ‘Gij zult bidden’, terwijl hij de andere keer bij God opeist wat hij wenst.
Zo ook in het Nieuwe Testament. Na de aansporing om niet met veelheid van woorden te bidden, biedt Jezus het Onze Vader aan. Het is een oscillatiegebed tussen ‘Moge uw koninkrijk komen’ en ‘Geef ons heden ons dagelijks brood’; tussen wens (optatief) en bevel (imperatief). Geloven volgt de wet van het leven. Het schommelt heen en weer tussen afwachten in vertrouwen (orare-2)en ongeduldig opeisen (orare-1). Zo wikt de mens. Maar de wikkende zal een inschikkelijke God treffen. Want God mag dan door de onmachtige mens bevolen worden, de mens wordt door de machtige God genodigd.
Dit artikel verscheen eerder in Mondig 5
Tekst: Chris Doude van Troostwijk
Beeld: Ismael Paramo
‘Wij moderne mensen willen het lichamelijke lijden uitbannen, we worden boos, opstandig of depressief wanneer het lichaam het laat afweten’....