Noodopvang in Stadskanaal
‘Zouden jullie in jullie kerkgebouw incidenteel, kortdurend mensen kunnen opvangen?’ De vraag komt van INLIA. Een interkerkelijke organisatie die zich uit naam van, en/of samen met lokale gemeenschappen inzet voor asielzoekers en vluchtelingen in nood, en waar ook onze gemeente bij aangesloten is.
Het is begin juni. In het nieuws horen we dat er in Ter Apel te weinig bedden zijn, voor iedereen die zich daar meldt. Al een paar nachten brengen mensen noodgedwongen de nacht op plastic stoeltjes door. Daaronder zijn ook mensen voor wie dat eigenlijk ondoenlijk is. Iemand die hoogzwanger is, mensen die ziek zijn, kinderen. De overheid is verplicht deze mensen ergens onder te brengen, maar om wat voor reden dan ook, lukt dat nu niet. Kunnen wij bijspringen?
We hinken op twee gedachten. De eerste is dat we de menskracht niet hebben. We zijn een kleine gemeente. Op zondag zijn er meestal niet meer dan tien mensen, meest ouderen. Aan de andere kant raakt dit voor ons de kern van kerk-zijn. In onze (kerkelijke) omgeving zijn we daarom op zoek gegaan naar partners. Zo vormden we een team van doopsgezinden, quakers en ook niet-kerkelijke mensen en konden we ‘ja’ zeggen op de vraag van INLIA.
we hinkten op twee gedachten
Toen konden we aan de slag. Er moest ruimte gemaakt worden, een soort noodpakket samengesteld en er moesten bedden komen. Dit laatste werd geregeld door INLIA. We waren er druk mee, maar het zorgde ook voor verbondenheid. En toen begon het wachten. Zouden we gebeld worden? En wie zou er dan komen?
Het werd juli en het werd augustus. Mensen zaten allang niet meer binnen op plastic stoeltjes. Voor de poort van het aanmeldcentrum werd het steeds drukker. De hele asielketen is vastgelopen. Statushouders kunnen vanwege het woningtekort niet uitgeplaatst worden en blijven noodgedwongen in asielzoekerscentra. Mensen die in Ter Apel klaar zijn met de aanmeldprocedure kunnen daardoor niet doorstromen naar een azc. En voor wie het hele traject nog moet beginnen, is er geen plek in Ter Apel, het enige aanmeldcentrum dat er in Nederland nog over is. Met lede ogen zien we het aan, maar we worden niet gebeld. En ergens begrijpen we het ook, omdat het ook extra werk betekent, terwijl het COA de handen vol heeft aan de situatie ter plaatse.
dat we niet vergeten, wat er gaande is
‘Het is ook goed voor ons, dat die bedden in ons gebouw staan’, zeggen we tegen elkaar als we na de zomerstop weer opstarten. ‘Dat we niet vergeten, wat er gaande is. Dat die ander onze naaste is en dat wij ervoor gekozen hebben de weg van Jezus van Nazareth gaan.’ En ook al vangen we nog niemand op, we vertellen wel steeds weer het verhaal. Aan de buren van de kerk, aan andere doopsgezinden, aan onze eigen vrienden en familie. Die bedden in kerk maken dat we er direct bij betrokken zijn. We kunnen niet meer anders. We willen ook niet anders. Al zouden we wel graag willen dat het anders was.
Dan eind augustus is er ineens toch dat telefoontje. INLIA is rechtstreeks benaderd door de voorzitter van de Veiligheidsregio. Op bestuurlijk niveau wordt er al weken naar een oplossing gezocht. Ondertussen is de situatie in Ter Apel onhoudbaar geworden. Honderden mensen brengen al weken de nachten buiten door, er zijn geen goede sanitaire voorzieningen en er is geen uitzicht op dat het beter wordt.
en dus zeiden we opnieuw ‘ja’
Of we nog steeds bereid zijn mensen op te vangen. En nu waarschijnlijk niet voor één nacht, maar voor iets langere tijd. Opnieuw vragen we ons af we het kunnen. Wie komen er? Hoelang blijven ze? Vragen waar ook INLIA op dat moment geen antwoord op heeft, maar ze geven wel aan dat op het moment dat het ons niet meer lukt, we dat te allen tijde mogen aangeven. Dan nemen anderen het stokje weer van ons over. We doen het namelijk als kerken samen, met elkaar. En dus zeiden we opnieuw ‘ja’. En zo komt het dat we nu drie gasten hebben in ons gebouw. Drie jonge mensen van tussen de 25 en de 30 uit Jemen en Syrië. Ieder met een eigen geschiedenis en reisverhaal, en alle drie hebben ze al heel wat nachten voor de poort van Ter Apel doorgebracht.
Die eerste dagen komt er van alles op ons af. Hebben we voldoende menskracht? Wie kan wanneer in de kerk aanwezig zijn? Waar kunnen de mensen douchen? Hoe waardeer je een prepaid telefoon op? En hoe communiceer je met elkaar als je elkaars taal niet spreekt? Maar dingen losten zich op. Er meldden zich extra vrijwilligers, douchen mag in de haven, de telefoonwinkel weet raad en Google Translate helpt ons elkaar verstaan. En dan ontstaat er iets van rust. Er is tijd om elkaar een beetje te leren kennen. Het contact verloopt heel prettig. In alles blijft het echter ook een onzekere situatie en soms vragen wij ons af of zij hier echt mee geholpen zijn. Zolang ze bij ons zij, ligt hun aanmeldprocedure immers stil, al hebben we hun gegevens doorgegeven en is er een kleine kans dat ze in de tijd dat ze bij ons zijn, toch een telefoontje uit Ter Apel krijgen.
en dan ontstaat er iets van rust
Inmiddels zit de eerste week erop. Nog een paar dagen en dan gaan onze gasten weer verder. Naar verluidt naar Zoutkamp en van daaruit naar Ter Apel. Hoe hun reis er verder uit zal zien en of ze hier uiteindelijk mogen blijven, zijn vragen waar niemand antwoord op heeft, maar de ervaring van de deze twee weken nemen we met ons mee. Even raakten onze levens elkaar en in de ontmoeting vonden we niet alleen de ander, maar ook onszelf.
Tekst en foto: Yvette Krol