De Dag van de Schepping, dat betekent uitsluitend vegetarisch eten in de verschillende conferentie-restaurants. Dat betekent ook dat het onderwerp klimaatverandering centraal staat. Dat is een onderwerp dat mij persoonlijk nauw aan het hart ligt en het is ook het onderwerp waarvan de doopsgezinden die mij hebben afgevaardigd hadden gevraagd om extra alert op te zijn.
Gepraat over het klimaat is al snel deprimerend. Het ontneemt je de vrije adem en daarmee ook alle humor. Het was vandaag bijvoorbeeld de eerste dag van de homegroups, informele oecumenische kringen, waar je met elkaar praat over het thema van de dag. Ik was ingedeeld bij de groep ‘Indonesië/Azië en Engelstaligen’. Het is nogal wat als je een jonge Filipijnse hoort zeggen dat dit mogelijk haar laatste Assemblee is, omdat de mijnbouw haar eiland binnen 5 jaar zodanig zal hebben vergiftigd dat het maar de vraag is of ze daar nog wel zal kunnen leven en wonen, laat staan of ze haar land over 8 jaar nog kan representeren op een Wereldassemblee. En dat je daar dan zit en haar aankijkt en geen idee hebt wat je moet zeggen.
Ik woon in de provincie met de meeste windmolens. Nederland verduurzaamt, maar de natuurlijke grondstoffen die nodig zijn voor windturbines en zonnepanelen worden gedolven in landen als die van mijn mede-home group-deelnemers. Duurzaamheid in landen als Nederland betekent het duurzaam voort willen zetten van onze bestaande luxe levensstijl. Over een paar jaar zijn die grondstoffen op. Ik heb nog geen humor om dat besef een beetje dragelijker te maken. Wel een scherp besef dat ‘duurzaamheid’ in Nauw-Nederlands (of Westers) perspectief nog weinig van doen heeft met rechtvaardige duurzaamheid, de duurzaamheid die ook de belangen van minder-welvarenden in de besluitvorming en het handelen meeneemt.
over een paar jaar zijn de grondstoffen op
Het besef roept vragen op naar de zin van de Assemblee. Ik heb verschillende mede-deelnemers in allerlei toonaarden horen roepen en verzuchten dar ‘the time to act nów’ is. Maar de Wereldraad is een orgaan dat praat, en tussendoor weliswaar solidariteitsprogramma’s en educatieve projecten initieert, maar zeker niet het budget of de menskracht heeft om op grote schaal tot actie te komen. Dat is toch vooral een zaak van de lidkerken zelf, zegt men. Het is makkelijk te denken aan Greta Tunbergs klacht dat instanties te veel blah-blah zeggen en te weinig doen.
Is het dan zinloos er als Assemblee over te praten? Deze vraag heb ik een dag met me meegedragen, terwijl het in de bestuursvergadering (de ‘business meeting’) vooral ging over de taken van de verschillende commissies die deze week allerlei teksten op papier zetten namens de Assemblee. Ik heb geen eenduidig sterk overtuigend antwoord op die vraag. Maar erover praten, woorden en taal vormen is nog altijd beter dan zwijgen, alsof er helemaal geen noodsituatie is. De Assemblee draagt bij aan taal (hoe spreken we over wat er onder onze ogen gebeurt) en onderscheidingsvermogen (wat moeten we doen). Daarvoor is dialoog en het op papier weergeven van die dialoog toch wel nodig en nuttig. De Assemblee helpt gedachten te vormen, de manier waarop we spreken aan te scherpen, en getuigt van de wil tot transformatie. We moeten veranderen, in ons denken en in ons handelen, in onze houding. Misschien begint dat veranderen (politiek en maatschappelijk) toch bij taal en denkbeelden.
dialoog is nodig
Kortom, het was geen makkelijke dag, deze Scheppingsdag. Een lichtpunt, of een voorbeeld van hoe de Assemblee mij vandaag heeft geholpen aan een beetje antidotum tegen klimaatdepressie, was de ecumenical conversation in de middag. Deze conversaties zijn (weer andere) conversaties in kleinere oecumenische groepen rondom één thema. Ze kunnen gaan over rechtvaardige vrede, emancipatie van minderheden, of – wederom – klimaat en rechtvaardige duurzaamheid. Omdat de groepen gedurende de week vier keer bijeenkomen en er door de ervaren gespreksleiding al een paper is voorbereid, zijn deze gesprekken inhoudelijk intensiever en diepgaander.
Ook voor deze conversation-serie heb ik gekozen voor het onderwerp rechtvaardige duurzaamheid. De voorzitter van de groep, dr. Antje Jackelen, vertelde hoe zij in het kader van de Wereldraad decennialang had deelgenomen aan gesprekken tussen kerken (theologen) en de wereld van de wetenschap. In de jaren 80 en 90 moesten de theologen volgens de wetenschappers worden bijgepraat over de moderne wetenschap, en worden onderwezen over biologie, en later over neurowetenschap, zei ze.
het was geen makkelijk dag, deze Scheppingsdag
Tegenwoordig keert de verhouding tussen theologie en wetenschap zich echter om, volgens Jackelen. Klimaatwetenschappers zeggen nu dat ze theologen nodig hebben om met een verhaal te komen dat mensen helpt om voorbij hun egoïsme, hebzucht en apathie te komen. Klimaatwetenschappers kunnen tot in steeds preciezere details beschrijven hoe de natuurlijke omgeving vernietigd wordt, en steeds scherper bewijzen dat dat door toedoen van de mens gebeurt. Maar dat helpt onvoldoende om mensen te motiveren hun gedrag te veranderen.
Theologen zouden de wereld moeten bedienen met een theologie die mensen helpt zichzelf in de juiste verhouding tot de schepping te zien. We hebben kortom een theologie nodig die ons helpt veerkrachtig te blijven. Niet alleen in biologische zin (het voortbestaan van ons als soort), of in psychologische zin (hoe houden we het uit in de angst voor doemscenario’s), maar vooral ook in spirituele zin: wie zijn wij ten diepste, ten overstaan van God, de schepping en de anderen; wat is onze plaats in het grotere geheel van het leven?
Een prikkelende gedachte die mij als theoloog toch wat licht in de ogen geeft, en die ik daarom wil delen met jullie.
tekst en foto: Iris Speckmann